Aardappelen

Aardappelen telen is voor iedereen haalbaar. Zeker als men zich beperkt tot een relatief kleine hoeveelheid. Vroege aardappelen zijn een leuke teelt voor de groentetuin, het is heerlijk om de eerste nieuwe aardappelen van het seizoen uit eigen tuin te kunnen oogsten. Wie zelfvoorzienend wil zijn met de aardappelen heeft het wat moeilijker. Je hebt hiervoor veel ruimte nodig en de aardappelen moeten ook langere tijd bewaard worden.

Het pootgoed voor de teelt van aardappelen is verkrijgbaar in diverse maten, maat 28-35 mm is de meest gebruikelijke maat. Kleinere maten geven grotere, maar minder knollen. Grotere maten worden zijn interessant bij vroege teelten, omdat deze over meer reservestoffen beschikken om van een vorstperiode te herstellen.

Voorkiemen

Het is belangrijk om bij een vroege teelt van aardappelen gebruik te maken van voorkiemen. Drie weken voor het planten wordt het pootgoed in bakjes gelegd op een plaats met veel licht, bij een temperatuur van 10 graden. Zo kunnen te ogen alvast uitlopen en vormen er zich scheuten die kort en stevig zijn. Snellere kieming is mogelijk bij een temperatuur van 18 graden, maar doe dit alleen als het pootgoed nog geen uitgelopen ogen heeft.

Uitplanten

Zorg dat de aarde los is, maar niet fijn. Plant het pootgoed in rijen, waarbij vroege aardappelen minder ruimte nodig hebben dan late. Op zware grond gebruikt u gaten van 5 cm diep en op lichte grond 10 cm diep. Wanneer u de putjes vult met grond hoeft u deze niet aan te drukken. Wanneer u aardappelen in potten teelt, moet u rekening houden met een inhoud van 12 tot 15 liter per plant. Vol de pot met grond zodat u nog 15 cm vrije ruimte hebt en plant ze 5 cm diep. Wanneer de plant voldoende gegroeid is, vult u de pot tot twee keer bij met aarde.

Aanaarden

Bij aardappelen is het nodig om gebruik te maken van aanaarden om ondergrondse stengelvorming te verkrijgen. Het beschermd tevens het jonge loof tegen nachtvorst en voorkomt dat de aardappelen groen worden door contact met het zonlicht. Het overtollige water wordt goed afgevoerd en de grond warmt sneller op. Wanneer de plantjes 10 cm hoog zijn, gaat u de eerste keer aanaarden. De tweede keer als ze 20 cm hoog zijn. Dit kan met een aanaarder of met een hak. U kunt eenvoudig de grond tussen de rijen tot vlakbij de planten brengen, zodat er gelijke ruggen ontstaan.

Standplaats

U kunt aardappelen telen in zowel elke grondsoort. Alleen natte grond kunt u het beste niet gebruiken. Lichte grond zijn goed voor vroege teelt aardappelen en de zwaardere gronden zijn beter voor bewaarbare aardappelen. Om stevig en groen loof te krijgen en om aardappelziektes te vermijden is een plaats in de volle zon, met voldoende luchtbeweging absoluut noodzakelijk. Het is goed om verteerde organische bemesting met stalmest of compost te gebruiken. Een pH waarde van 5-6 is voldoende. Kalium is belangrijk voor de waterhuishouding (glazigheid) en de bewaarbaarheid van de knol. Strooi voor het planten zo’n 45 gram per vierkante meter patentkali.

Verschillende soorten

Er zijn vroege, halfvroege, halflate en late aardappel soorten. Vroege aardappelen hebben een korte groeiperiode en worden geoogst voor ze volledig rijp zijn. Ze zijn niet zo lang te bewaren. Halfvroege aardappelen worden rijper geoogst en kunnen tot in de winter bewaard worden en laten aardappelen hebben een langere groeiperiode en kunnen de hele winter door worden bewaard. Ook zijn er vastkokende of bloemige soorten. Vastkokende aardappelen zijn fijner van structuur en behouden hun vorm na het koken. Deze zijn geschikt om gekookt of gebakken opgediend te worden. Bloemige aardappelen vallen bij het koken uiteen en zijn voor alle toepassingen geschikt, denk bijvoorbeeld aan stampotten.

Oogsten en bewaren

Vroege aardappelen worden naargelang de behoefte geoogst als de knollen naar uw mening groot genoeg zijn. Om aardappelen te bewaren worden ze pas geoogst als het loof afgestorven is, de aardappel is dan afgerijpt. Het rooien van de aardappelen wordt gedaan met een platte vork. Deze wordt onder de knollen gestoken en de grond wordt opgelicht om de knollen los te maken. Dit kunt u het beste doen bij zonnig weer zodat de aardappelen direct kunnen opdrogen. Ze mogen niet langer dan één dag drogen, anders worden ze groen. De laatste aardappelen worden in de eerste helft van oktober gerooid. Het bewaren van de aardappelen kan eenvoudig tot Nieuwjaar. Ze moeten regelmatig gecontroleerd worden zodat de rotte knollen er tussen uit gehaald worden. Deze kunnen de rest ook aansteken. De aardappelen bewaard u in half open bakken, in lagen niet dikker dan 50 cm zodat er voldoende verluchting in. De ideale bewaartemperatuur is 4 tot 8 graden.

Oorsprong

De aardappel behoort tot de Nachtschadefamilie (Solanaceae) en stamt uit de bergen van Zuid-Amerika. Rond 1570 werd de aardappel in Spanje aan lang gebreacht. Pas in de loop van de 18de eeuw wordt de aardappel voor consumptie gebruikt, voorheen alleen als siergewas en geneeskrachtig kruid. Eigenlijk is de aardappelplant een tweejarig gewas, maar deze wordt als eenjarige verbouwd. De bladeren lijken op tomatenbladeren en zijn lichtbehaard en vorstgevoelig. Ze vormen ondergrondse stengels en aan het eind van zo’n stengel (stolon) vormt zich de knol, de aardappel. In deze knol worden de voedingsreserves van de aardappelplant opgeslagen. De schil kan varieren van glad tot ruw en kan allerlei kleurtinten hebben. Elke knol heeft meerdere knopaanzetten, de zogenaamde ogen, waaruit zich in het volgende jaar een nieuwe klant met knollen ontwikkelt.

Back to top